We praten er al decennia over en komen er maar niet uit. Functiedifferentiatie
in de verpleegkunde, de relatie met opleiden, waardering en honorering. Recent liep
BIG 2 op de klippen en sneuvelde het V&VN-bestuur. Was dat nodig? In welke richting
moeten we de oplossing zoeken?
Een paar uitgangspunten
Het verlangen om tot een bij de beroepsopleiding passende
functie te komen is beslist redelijk te noemen. Het is maatschappelijk heel gebruikelijk
dat van elkaar en in niveau verschillende opleidingen tot verschillende functie-uitoefening
leiden. Zoals de opleidingen sport & bewegen en fysiotherapie beide gaan
over het bewegingsapparaat, maar wel (op)leiden tot een andere functie en
bevoegdheid.
Het is in onze samenleving ook gebruikelijk dat een
hogere opleiding leidt tot een functie met een hogere verantwoordelijkheid en
een hoger salaris. Dat zien we overal in de zorgsector terug, echter niet bij
de verpleegkunde, waar hbo- en mbo-verpleegkundigen vaak starten in dezelfde
functies en salarisschaal.
We leiden al jaren verpleegkundigen op mbo- en hbo-niveau
op, zonder dat het ons is gelukt om in de praktijk tot een passend onderscheid
in de functie-uitoefening te komen dat hierop is gebaseerd. Het is alleszins redelijk
om dat wel te willen.
Tot zover de zaken waar we het waarschijnlijk wel over
eens zijn.
Voor zover ik dat kan beoordelen is er niemand specifiek
verantwoordelijk, schuldig of aansprakelijk, maar zijn we wel in een
gecompliceerde situatie beland. Het uitgangspunt dat iedereen tot nog toe met
de beste intenties heeft gehandeld betekent niet dat we door kunnen gaan zoals
we deden. Dan verbetert er immers niks. Alle betrokkenen zullen hun inzichten
en overtuigingen moeten heroverwegen en in beweging moeten komen. Maar dan zal
er ook een uitweg blijken te zijn.
Laten we eens beter kijken
Ik begin graag in de praktijk. Want zien we daar alleen verpleegkundigen
in aanvangsfuncties, mbo- en hbo-opgeleid door elkaar heen? Welnee, loop een
willekeurig ziekenhuis binnen en je ziet er naast verpleegkundigen grote aantallen
gespecialiseerd verpleegkundigen in functie. Vraag ze naar hun functie en ze vertellen
je dat ze intensivecare-, kinder-, oncologie- of spoedeisendehulp-verpleegkundige
zijn. Zoek op een vacaturesite en constateer dat zij hoger ingeschaald zijn dan
de verpleegkundigen zonder specialisatie. Ook in de overige zorgsectoren zien
we een vergelijkbare opbouw van functies, zij het minder vergaand
gedifferentieerd dan in de ziekenhuizen. Maar dat is dan ook veruit de grootste
sector.
Laat ik niet flauw doen, want iedereen weet het, de verpleegkundigen in dit soort functies hebben allemaal een vervolgopleiding gevolgd! Die vervolgopleiding was nodig omdat zij een functie wilden uitvoeren waarvoor meer vakinhoudelijke kennis nodig is en die meer verantwoordelijkheden met zich meebrengt. En inderdaad beter betaald. In de Volkskrant van 23 november stond een bijna kloppende salarisvergelijking tussen verpleegkundigen, gespecialiseerd verpleegkundigen, artsen en Cliniclowns. De conclusie is niet verrassend, verpleegkundigen zonder vervolgopleiding komen er bekaaid af.
Wat betaalt een hbo-functie in de zorg?
Laten we nu eens beter kijken naar inschalingen in de
zorg, met de ziekenhuiswereld als voorbeeld. Een verpleegkundige is meestal ingeschaald
in loonschaal 45, hetgeen leidt tot een salaris lopend van € 2144 tot € 3072
bruto per maand. Gespecialiseerd verpleegkundigen werken in schaal 50 of 55, respectievelijk
lopend van € 2336 tot € 3490 en € 2665 tot € 3917.
Als we deze honoreringen vergelijken met andere beroepen
in de zorg, zoals fysiotherapeuten, maatschappelijk werkenden en diëtisten zien
we dat zij op hetzelfde niveau worden betaald. Kijk voor de aardigheid maar
eens op een vacaturesite: schaal 50 of 55.
Als we vervolgens naar de toeleidende opleidingen voor deze
functies kijken, zien we tevens dat voor alle een hbo-opleiding nodig is.
Een eerste conclusie lijkt gerechtvaardigd: om in de gezondheidszorg
een functie uit te oefenen waarvoor een hbo-opleiding nodig is en die ook op
dat niveau gewaardeerd wordt moet je fysiotherapeut, diëtist of maatschappelijk
werkende zijn. Als je als verpleegkundige op dat niveau wilt worden gewaardeerd
heb je een aanvullende gespecialiseerde opleiding nodig.
Er is een simpel en deels kloppend antwoord op de situatie
mogelijk. Onderwijs moet passen op de maatschappelijke orde. In vrijwel alle
zorgberoepen en -opleidingen gaat dat goed, behalve bij de verpleegkunde. Zorg
er dan voor dat de opleidingsstructuur in dat vak passend met de werkelijkheid
van zorguitvoering en -organisatie wordt gebracht. Dat kan door het
gespecialiseerd vervolgonderwijs (deels) te integreren in het hbo en zo op te
leiden tot functies waarvoor direct na de opleiding tot een passende functie-uitoefening
en betaling kan worden gekomen.
Zijn we hiermee klaar?
Nee, er is veel meer aan de hand. Want een tweede
conclusie is evenzeer gerechtvaardigd, namelijk dat de wel degelijk en al jaren
bestaande vorm van functiedifferentiatie in de verpleegkunde, die tussen de
alleen initieel opgeleide verpleegkundige en de aanvullend opgeleide gespecialiseerde
verpleegkundige, door velen ontkend wordt.
Want lees bijvoorbeeld het V&VN-magazine van twee
maanden geleden er eens op na, of het interview dat op 19 november in de Volkskrant
stond met twee verpleegkundigen en twee hoogleraren verplegingswetenschap. In
beide interviews wordt geheel voorbijgegaan aan de hierboven geschetste reëel
bestaande praktijk van functiedifferentiatie. In de V&VN-enquête is de
vraag naar wenselijkheid van functiedifferentiatie gesteld, maar is geheel niet
verwezen naar of doorgevraagd op de staande praktijk. De onderzoeksresultaten
zijn dan ook niet verrassend: hbo-ers pleiten voor onderscheid, mbo-ers ertegen.
Een gerenommeerd bestuurder verklaart zelfs tegen functiedifferentiatie te
zijn.
In het interview in de Volkskrant laat de chief
nursing officer het volgende optekenen: “Ik blijf het (….) best bijzonder
vinden dat mbo-opgeleide en hbo-opgeleide verpleegkundigen precies hetzelfde
werk doen, tegen dezelfde betaling. Mbo’ers worden verhoudingsgewijs best goed
betaald, maar vergeleken met andere hbo’ers worden de hoger opgeleide
verpleegkundigen juist niet goed betaald.” Zij zegt hiermee eigenlijk: mbo- en
hbo-verpleegkundigen doen hetzelfde werk, maar als je een hbo-opleiding hebt
gevolgd zou je daar meer geld voor moeten krijgen.
Mijns inziens een niet vol te houden redenering; het is immers
volstrekt logisch dat je voor hetzelfde werk hetzelfde betaald krijgt.
Tegelijkertijd ontkent ze met de uitspraak een deel van de werkelijkheid,
namelijk dat die hbo-verpleegkundigen ook niet zijn opgeleid voor het hbo-werk,
waarvan hierboven is aangetoond dat het er wel degelijk is. Het gaat dus niet alleen
om de opleiding (en het niveau) die je hebt gevolgd, maar om de inhoud en de vakbekwaamheid
die je hebt verworven.
Dit leidt tot de onontkoombare vraag waarom deze goed geïnformeerde
mensen dan toch voorbijgaan aan de reëel bestaande praktijk van functiedifferentiatie
en -waardering.
Wie heeft welk belang?
De belangenvraag dringt zich op. Als een situatie als in
de verpleegkunde zich in het bedrijfsleven zou voordoen, zou de vraag naar
belangen gesteld worden. We komen dan al snel bij het hbo terecht. Immers, als
de mbo-er “verhoudingsgewijs best goed betaald wordt”, waarom leiden de
hbo-scholen dan niet op voor de functies, waarvan we gezien hebben dat ze er
wel zijn en waarvan we weten dat dat er ook een bij hbo-opleiding passend
salaris voor betaald wordt?
Het antwoord is paradoxaal. Enerzijds krijgen de
hbo-scholen de ruimte niet van de werkgevers omdat deze het vervolgonderwijs
dat toeleidt naar de hbo-gewaardeerde functies zelf organiseert in CZO-verband.
Maar tegelijk en even stellig geldt dat de hbo-scholen de ruimte niet nemen.
Hoe zit dat in elkaar? In de jaren ’80 is besloten tot
een herziening van het verpleegkundig onderwijsstelsel, waarbij het toentertijd
gangbare inserviceonderwijs werd vervangen door het huidige mbo-/hbo-stelsel.
De werkgevers behielden het gespecialiseerd onderwijs en brachten dat in tweede
instantie onder binnen het college zorg opleidingen (CZO). Hierdoor ontstond de
huidige status quo die hierboven uitgebreid is toegelicht: de mbo-opleiding tot
verpleegkundige leidt op tot een functie waarbij een redelijke verhouding tot
het salaris bestaat, de hbo-opleiding doet dat niet, terwijl de functies wel
bestaan.
De makkelijke conclusie is dan dat de werkgevers hun opleidingsstelsel
voorbehouden voor hun eigen opleidingen. Tegelijkertijd zijn de criteria om een
CZO-erkende opleiding te worden dusdanig dat het voor iedere hbo-opleiding mogelijk
is deze te verkrijgen, uiteraard als er aantoonbaar voor de functie wordt
opgeleid. Toch zijn er nauwelijks hbo-scholen die hiervoor hebben gekozen (Met uitzondering
van de eveneens onder het CZO vallende opleidingen tot operatieassistent en anesthesiemedewerker.
Dit laatste is een uitgebreidere beschouwing waard, ik zal hierop in een volgend
artikel nader ingaan). Sterker nog, dat de situatie en de mogelijkheid ertoe zelfs
ontkend wordt.
Een andere makkelijke conclusie is dat hbo-scholen niet
kunnen opleiden tot de gespecialiseerde functies. Binnen de scholen zijn vaak
weinig docenten meer aanwezig met actuele kennis van de gespecialiseerde en
snel veranderende zorgpraktijk. Vanwege die situatie is gekozen voor een opleidingsprogramma
dat wel op hbo-niveau ligt, maar niet aansluit op het functiegebouw.
Maar er zijn nog veel meer belangen. Je kunt de
werkgevers verwijten dat ze weigeren om hbo-opgeleide verpleegkundigen op hun
niveau in te schalen, dat ze het kostenargument gebruiken om een niet al te
mondige beroepsgroep klein te houden. Zo kunnen we ook de traditionele
vrouw-man-verhoudingen noemen en de het structurele salarisverschil tussen vrouwen
en mannen benoemen, dat in allerlei onderzoek aangetoond is.
Ik zou nog wel even kunnen doorgaan met het aangeven van belangen, van de overheid, van de zorgverzekeraars, van patiëntenverenigingen. En alle conclusies zijn waar, maar zijn per conclusie tegelijkertijd onvoldoende om het probleem te verklaren en ook om eruit te komen. Maar in hun gezamenlijkheid geven ze wel een beeld van de complexiteit en weerbarstigheid van de materie.
Hoe komen we er dan wel uit?
In ieder geval niet door nu te gaan wijzen op het
verschil tussen beroep(sopleiding) en functie. Dat zal ongetwijfeld gebeuren,
maar ik zie dat als een gesprek vergelijkbaar met de vraag of Limburgs of Fries
een taal of een dialect is. Het gesprek op dat niveau voeren lijkt interessant,
maar is vooral semantisch van aard en heeft geleid tot de inmiddels bekende
patstelling. Zo hebben we het immers in de afgelopen decennia zonder succes al
geprobeerd.
Waar het over zal moeten gaan is of we durven te heroverwegen
en bewegen.
Durft het hbo te erkennen dat bachelor of nursing 2020 met
het eenzijdige accent op onderzoek ten koste van essentiële vakinhoud is
gegaan?
Durven de werkgevers hun onderwijsstelsel echt te openen
voor het hele onderwijs?
Durft de beroepsvereniging echt te kiezen voor de gehele
beroepskolom vanaf het verzorgende niveau tot aan het wetenschappelijke, zonder
voorkeurfocus op hoger opgeleiden?
Durft het mbo te erkennen dat de mensen die zij opleiden
wel erg jong zijn voor de eisen die de praktijk aan hen stelt?
Durft OC&W een opleidingsstelsel te ontwikkelen dat
echt mogelijkheden biedt voor wat het veld nodig heeft en durft het te kijken
naar opleidingen die buiten de ministeriële verantwoordelijkheid vallen?
Durven patiëntenorganisaties hun op belangenbehartiging
en consumentisme gerichte houding te veranderen in die van een
medeverantwoordelijke stakeholder?
Durven overheid en werkgevers te erkennen dat de vergrijzende
samenleving vooral een zorgvraag en veel minder een behandelvraag stelt en dat
dit consequenties heeft voor hoe je naar je professionals kijkt?
Durven gemeentes echt te investeren in preventie en het
bevorderen van gemeenschapszin en informele zorg?
Durven zorgverzekeraars en overheid voorwaarden te
scheppen voor een nieuw functiegebouw?
En durven verpleegkundigen en verzorgenden de mbo-hbo-strijdbijl
te begraven en als echte professionals hun vak en maatschappelijke bijdrage inzichtelijk
te maken en de verantwoordelijkheden te nemen die daarbij horen?
Uit alle gesprekken die ik links en rechts voer ben ik
geneigd positief te antwoorden. Ik zie genoeg individuen die vis-a-vis
durven te erkennen dat er een ander gesprek nodig is. Ik zie helaas nog veel te
weinig partijen die over hun schaduw heen durven te stappen.
In deze situatie kan de crisis in de verpleegkunde een
blessing in disguise zijn en aanleiding vormen om nu echt en fundamenteel met
elkaar in gesprek te gaan. Ik ben ervan overtuigd dat we op deze manier de
patstelling kunnen doorbreken en de gordiaanse knoop doorhakken. Koester je de
zekerheid van de patstelling? Of durf je mee te doen en los te laten?